Hebreeën 3:6

Hebreeën 3:1-6 (NBG51)
1Daarom, heilige broeders, deelgenoten der hemelse roeping, richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus, 2die getrouw is jegens Hem, die Hem heeft aangesteld, evenals ook Mozes getrouw was in [geheel] zijn huis. 3Want Hij is zoveel groter heerlijkheid dan Mozes waardig gekeurd, als de bouwmeester hoger eer geniet dan het huis. 4Want elk huis wordt door iemand gebouwd, maar de bouwmeester van alles is God. 5Nu was Mozes wel getrouw in geheel zijn huis als dienaar om te getuigen van hetgeen gesproken zou worden, 6maar Christus als Zoon over zijn huis. Zijn huis zijn wij, indien wij de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, [tot het einde onverwrikt] vasthouden.

Het huis waarover hier gesproken wordt is dat wat God in deze wereld aan het opbouwen is. Het bouwwerk waarvan Hij de bouwmeester is, bestaat niet uit dode stenen, maar uit levende mensen. Het is Gods volk, dat zich als samenhangend geheel onderscheidt van alle andere mensen. God geeft een  bijzondere vorming aan zijn volk, Hij zorgt voor het welzijn ervan, en Hij heeft er een welbepaalde bestemming of doel voor. Al de beloften die we in de bijbel vinden zijn daarvan een concrete uitdrukking. 

Hoofdstuk 3 van de Hebreeënbrief spreekt de lezers aan alsheilige broeders’ endeelgenoten der hemelse roeping‘. De heilige broeders of zoals de NBV zegt ‘heilige broeders en zusters’ (in de Griekse grondtekst worden met één woord zowel de broers als de zusters bedoeld) zijn de christenen. De uitdrukking (heilige broeders) betekent letterlijk “broeders en zusters die apart gezet zijn (van de wereld en de zonde) en toegewijd zijn aan of in dienst staan van God, door Christus.” Christenen zijn heiligen, niet vanwege hun eigen prestaties in het bereiken van zuiverheid van leven, hoewel dit een noodzaak is, maar omdat God hen heilig noemt, in de Schrift (zie 1 Korintiërs 1:2; 6:11). In Jezus Christus zijn wij heilig of apart gezet.

Je bewust ‘christen’ noemen, omdat je openlijk wilt verbonden zijn met Christus, betekent dat je tegen de normale gang van zaken in, wilt voldoen aan de hemelse roeping om deel uit te maken van Gods bouwwerk in deze wereld. Dit houdt in dat je voor God apart gezet bent, dat je gericht bent op zijn wil en op zijn doel en dat je een overeenkomstige levensstijl ontwikkelt. Christus is ons tot “heiliging” of heiligheid geworden (1 Kor 1:30). Als christen of heilige doen we dus niet meer wat we zelf zouden willen, maar we zoeken heel gedreven naar wat God van ons wilt (Galaten 5:17); daartoe wenst de Heilige Geest in ons binnenste te wonen (Johannes 14:16-17), en vinden we het een eer om ‘kinderen van God’ genoemd te worden (Romeinen 8:14).

1 Petrus 1 roept de christenen op om niet meer toe te geven aan de lusten die hun leven hebben beheerst toen ze nog onwetend waren (vs14). We behoren heilig te worden zoals God heilig is (vs15-16) of onze heiligheid te volmaken in de vreze Gods (2 Korintiërs 7:1), dwz vol ontzag voor God onze heiliging voltooien. Zonder heiliging of een heilig leven zal niemand God zien (Hebreeën 12:14).

Het Nieuwe Testament noemt, met het gezag dat eigen is aan Gods woord, zijn lezers wat ze zijn op grond van het volbrachte werk van Christus en hun vereniging met Hem. Maar wijst er verder op dat ze in het dagelijkse leven door de Heilige Geest behoren te worden wat God hen in de Schrift heeft genoemd. 

De term “heiligen” is een van de meest gebruikte beschrijvingen van Gods volk in het oude testament én in het Nieuwe Testament. Het woord staat altijd in het meervoud, men leest nooit over “de heilige Petrus of de heilige Paulus of de heilige Stefanus …”. Alle mensen van Gods volk zijn de heiligen. Heiliging is geen individuele zaak, we hebben broers en zussen, wij zijn allemaal deelgenoten of partners in de hemelse roeping. De hemelse of heilige uitnodiging om Gods volk of Gods bouwwerk te zijn, zet er ons toe aan om, in antwoord op het evangelie, met elkaar partners en deelgenoten te worden in een hemelse manier van leven (Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel, leerde Jezus ons bidden). 

Vanuit het oude testament wordt Gods volk ook “de rechtvaardigen” genoemd. In tegenstelling met hen die niet naar God vragen of met de goddelozen, zijn de rechtvaardigen gehoorzaam aan Gods wet, zij leven naar Gods wil. (Bijvoorbeeld psalm 32:10-11). 

Terug naar het thema in vers 6: Zijn huis zijn wij, indien wij de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, tot het einde onverwrikt vasthouden. “Indien” wijst op een voorwaarde, het is nog niet zeker dat wij samen met onze medechristenen Gods bouwwerk zijn! Waarschijnlijk wel, maar niet zonder vrijmoedigheid en hoop te ontwikkelen en vast te houden! Vrijmoedigheid betekent dat wij ongedwongen contact zoeken en onderhouden met onze hemelse Vader, op basis van de verlossing en vergeving van zonden die Jezus op het kruis heeft verworven, en door de Heilige Geest die ons de verrezen en levende Jezus Christus leert kennen en navolgen, zodat wij groeien in heiligheid of verenigbaarheid met onze hemelse Vader. Vrijmoedigheid wordt ook een karakterkenmerk. Je wordt vrij om oprecht jezelf te kunnen zijn tegenover de Heer en daardoor ook om samen met de Heer je heilige zelf te kunnen zijn onder broers en zussen, en in de samenleving, zonder de neiging om je te verbergen of je aan de meerderheid aan te passen. 

Naast volgehouden vrijmoedigheid tegenover God de Vader, Jezus de Zoon en de Heilige Geest, in de kerk en in de samenleving, wordt ook volgehouden hoop vermeld als voorwaarde om deel uit te maken van Gods bouwwerk. Wat God opbouwt is nog niet af! We zijn deelnemers in een hemels project waarbij uit de aardse chaos een perfect bouwwerk verrijst. De werkelijke schoonheid, het ware vernuft, het hemelse design, de perfectie is in de huidige fase nog niet te zien, maar is wel verborgen in het plan. Ons geloof is niet alleen vertrouwen op Gods werk in ons huidig bestaan, maar ook vertrouwen in het alomvattende, eeuwige plan dat Hij uitwerkt en tot volmaaktheid zal voltooien. We worden niet gemotiveerd door het zichtbare, maar door het nog onzichtbare eindresultaat. Daarvoor willen we nu offers brengen. We houden ons vast aan Gods beloften en aanvaarden het lijden dat het gevolg is van de verwarring in de huidige fase. Ieder gevoel van mislukking, zinloosheid of waardeloosheid komt voort uit kortzichtigheid en leidt tot ongeloof. Maar doorzetting, blijdschap en eigenwaarde komen voort uit hoop en wijzen erop dat we bewust en met geloof deel uitmaken van Gods bouwwerk. Niemand is onbewust of zonder geloof deel van Gods bouwwerk. Als het je geen moeite kost en doorzetting met lijden, als je niet als een steen in de juiste vorm gekapt wordt om in Gods huis gevoegd te kunnen worden, kun je er met reden aan twijfelen of je wel deel uitmaakt van Gods bouwwerk. Ook als we zouden nalaten om onze hoop zonder schroom en met eergevoel volhardend vast te houden, zou dit betekenen dat we hebben opgegeven om nog langer bij Gods bouwwerk te behoren. 

Hebreeën 3:1-6 maakt vooral duidelijk dat wij, om Gods huis te zijn, niet meer gefocust hoeven te zijn op de wet. Het woordje ‘wet’ is niet vermeld, maar wel Mozes. Hij was een dienaar in Gods huis, als vertolker van Gods woord (vs5). Mozes wordt inderdaad vereenzelvigd met Gods wet die via hem aan Gods volk werd gegeven. Wij kunnen ons echter richten op Jezus (vs1) die als hogepriester het volk vertegenwoordigt bij God en als Zoon, God vertegenwoordigt bij het volk. Hij is de apostel dwz de gevolmachtigde die gezonden is om Gods huis op een nieuwe en betere manier te bouwen. Beter dan de grote Mozes, want hij was niet de Bouwmeester maar slechts een dienaar die een voorafschaduwing bracht van het goede dat Jezus in werkelijkheid opbouwt (zie o.a. Hebr.10:1).

De bouw van dat huis, d.w.z. van ons als grote christelijke gemeenschap, is Jezus’ levenswerk!
daarvoor werd Hij geboren,
daarvoor is Hij gestorven,
daarvoor is Hij hier op aarde opgewekt uit de dood,
daarvoor troont Hij nu aan de rechterhand van zijn Vader in de hemel, van waaruit Hij de strijd voert om het huis compleet en zuiver te maken  en
daarvoor zal Hij op aarde terugkomen
… en tenslotte zullen hemel en aarde verenigd worden tot een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. God en de mensen zullen uiteindelijk voor eeuwig samen wonen, dat is het einddoel van Gods bouwwerk. (Openbaring 21)

Over heel de lijn is Jezus trouw geweest, als de Zoon die samen met zijn Vader het huis beheert (vers 6). Het huis is nu nog in opbouw, en wij worden in deze tekst uit de Hebreeënbrief opgeroepen om onszelf en heel ons leven op Hem af te stemmen, om onze hoop op Hem te vestigen, gelovend dat Christus werkelijk trouw zal blijven, om Gods plan te voltooien, het plan waarvan onder meer wij het voorwerp zijn, als deel van het huis dat Hij bouwt. Tenminste, dat zijn wij als we deze hoop nooit laten varen, en als we actief meewerken door vrijmoedig in contact (in gemeenschap) te blijven met onze hemelse Vader, op basis van Jezus’ werk en geholpen door de Heilige Geest en gemeenschap vormen met medegelovigen. Het huis is nog in opbouw, maar God is er reeds te vinden en te ervaren (het koninkrijk van God is nabij gekomen, binnen handbereik! Marcus 1:15). Wij worden door Hem opgebouwd, individueel en als gemeenschap. En aangezien wij LEVENDE stenen zijn, is onze vrije medewerking noodzakelijk, vrijmoedig en hoopvol, tot het einde toe volgehouden. 

Vergeving van zonden en hulp door de Heilige Geest zijn gegarandeerd, maar niet ons doorzettingsvermogen, dat is en blijft een keuze die we dagelijks maken.

Eén opmerking over 'Hebreeën 3:6'

Plaats een reactie