De Gulle God

Naar Johannes 10:10

Je kent wellicht Jezus’ parabel over de verloren zoon, Lucas 15:11-32. Ik zou deze parabel, of het verhaal waarin Jezus zijn boodschap toen verpakte, graag even met mijn eigen woorden willen vertellen. Er kunnen bij het lezen en bij het navertellen van dit rijk gevuld verhaal van Jezus verschillende nadrukken gelegd worden. Zo vroeg ik mij af wat engelstaligen bedoelen met hun titel ‘The prodigal son’. Prodigal betekent niet ‘verloren’, zoals wij in het Nederlands de nadruk leggen, maar ‘kwistig’, zij lezen de parabel van de verkwistende zoon. Plots had dit voor mij niet meer noodzakelijk die negatieve bijklank, die jongen was in feite niet krenterig, heel vrijgevig, misschien wel wat buitensporig, maar het is tenslotte goed gekomen met hem.

Laat mij het verhaal een beetje naar onze tijd halen. Er was eens een boerenfamilie, een gewoon middenklasse gezin. Er waren twee zonen die meedraaiden op het boerenbedrijf. Op een goede dag spreekt de jongste zijn vader aan op een nogal opstandige toon. Maar zijn vader kende hem, hij was op een moeilijke leeftijd aangekomen, en dat versterkte zijn karakter op een manier die bij velen onaangenaam overkomt! Ook bij veel lezers van deze gelijkenis. Maar ik denk dat de vader een zwak had voor zijn jongste, misschien wel omdat hij zijn eigen karakter in hem herkende. 

Het was voor die jongen duidelijk geworden dat zijn leven door zijn omgeving reeds helemaal was uitgestippeld: Meewerken op de boerderij, samen met zijn broer hard werken en de landbouwonderneming uitbreiden, zodat ze later een bloeiend bedrijf zouden hebben waar ze minstens met hun twee gezinnen zouden kunnen van leven. Dat was voor de hand liggend, maar de jongen voelde het aan alsof hij in een harnas geboren was en geen ruimte had om zijn eigen doelen na te streven … hij rebelleerde tegen het feit dat zijn leven uitgestippeld werd door de verwachtingen van zijn omgeving. Ik denk dat zijn vader dit heel goed aanvoelde en er veel sympathie voor had. Zo is God! Hij heeft heel veel respect voor vrijheid, en voor Hem moet ieder mens zijn eigen beslissingen kunnen nemen. Ik denk dat de vader uit het verhaal, en ook onze vader in de hemel, er mee akkoord zijn dat de wereld een veel betere plaats zou zijn zonder bindende tradities, zonder vooroordelen  en zonder het soort hiërarchisch gezag dat in de weg staat voor persoonlijke ontwikkeling. In ieder geval was de vader er mee akkoord toen zijn jongste zoon vroeg om het deel van het boerenbedrijf dat hij later zou erven, nu reeds in eigendom te krijgen, zodat hij vrij kon beslissen wat hij ermee zou doen. 

Met het volste respect, zonder enig vooroordeel en zonder de baas te willen spelen over de jongen, gaf de vader hem de helft van de onderneming, en zijn broer kreeg de andere helft. Economisch gezien een slechte zaak, maar die vader en onze God denken niet economisch, wel in termen van respect, vrijheid en verantwoordelijkheid. De vader gaf veel om zijn zoon, veel meer dan om zijn bedrijf. 

Wat gebeurde er? De jongen verkocht zijn deel van de boerderij, inclusief de landerijen, de dieren en alles wat hij in eigendom had gekregen, en hij ging in een ver land wonen. Jong zijnde, plots veel geld op zak en los van alle toezicht … bleek hij niet in staat te zijn om in zijn nieuw verworven vrijheid mooie dingen op te bouwen. Hij verkwistte al zijn geld, en toen er een crisis over het land kwam, men noemde dit toen hongersnood, was hij bij de eerste slachtoffers die niet meer wist van welk hout pijlen te maken. Hij zat totaal aan de grond en ging ten einde raad de varkens verzorgen bij een boer die hem in dienst wilde nemen. Hij was jaloers op de varkens, die kregen schillen te eten, en dat kreeg hij nog niet eens. De jongen dreigde om te komen van de honger. Toen realiseerde hij zich dat de knechten van zijn vader een veel beter leven hadden, en hij besloot terug te keren naar het ouderlijke huis. Niet meer als zoon, want dat had hij verspeeld, maar misschien zouden ze hem nog als knecht aannemen. 

En dan komt de vader weer in het verhaal. Hij hield van de jongen, veel meer … maar dan ook heel veel meer dan van zijn boerenbedrijf dat nu helaas gehalveerd was. Al die tijd had hij gewacht tot zijn zoon zou weerkeren, en toen hij hem van ver zag aankomen, als een bedelaar, schoot zijn gemoed vol, hij liep naar hem toe en omarmde en kuste hem. Hij moest er niets van weten dat de jongen alleen maar een knecht zou zijn. Hij liet een bad klaarmaken, liet de mooiste kleren voor hem uitzoeken, en hij schoof een ring over zijn vinger, de zegelring van het huis, het teken van volmacht, zoals dat aan een volwaardige en volwassen zoon toekomt. Zo is God! Hij houdt van de mensen, hij wil alle vernederingen die hen ooit hebben getekend, verwijderen! Hij wil ze in eer herstellen, ook al hebben ze alles wat hij hen geschonken had verkwist en al hun rechten opgebruikt! Meer nog, Hij wil iedereen, ook zij die het diepst gevallen zijn, als zijn kind en erfgenaam adopteren.

Wat blijkt nu van de vader, hij heeft niet alleen een overdreven genereus karakter, maar blijkt ook economisch gezien een verkwister te zijn. Durven wij dit ook aangaande onze God uit dat verhaal afleiden? Gods karakter is buitensporig vrijgevig, buitensporig vergevend en hij is buitensporig blij als een verloren zoon terug komt. De vader organiseerde direct een feest en het allerkostbaarste van de veestapel, het gemeste kalf, werd geslacht! OK, het is niet wijs om losjes om te springen met je geld en je goederen, maar het is niet door krenterigheid dat je armoede kunt voorkomen, er zijn momenten dat je ook moet durven feesten, en geen kosten sparen om blij te zijn!

Toen de oudere broer, moe van het werken, thuis kwam wist hij niet wat hij zag, er werd daar gedanst, het rook naar lekker eten, er was muziek en feestgewoel. Maar toen ze hem vertelden wat er aan de hand was, werd hij boos! Die verrader die van huis was weggelopen en de helft van het familiefortuin had verbrast, ze hadden al die tijd niets van hem gehoord, en nu krijgt hij een feest!  Het vetgemeste kalf wordt er zelfs voor geslacht! De oudste zoon wilde niet meedoen met het feest, zelfs niet toen zijn vader het hem kwam vragen. Hij antwoordde bitter aan zijn vader, “ik ben u heel mijn leven trouw gebleven en gehoorzaam geweest, ik heb alle dagen hard gewerkt, en ik heb nooit een feest gekregen, niet eens een klein geitebokje voor een BBQ met mijn vrienden.” Hij kon niet delen in de blijdschap van zijn vader, hij had het ook niet in zich om te feesten, heel de huidige boerderij, de helft van de oorspronkelijke, was zijn eigendom! Hij moest dit bedrijf op de beste manier draaiende houden. Daarmee had hij genoeg aan zijn hoofd. Hij had geen tijd, en ook geen verlangen om in alle vrijheid ongewone beslissingen te nemen, of te denken buiten het kader van de heersende tradities. Hij had gerust ook zelf ooit feestjes kunnen organiseren voor zijn vrienden, maar hij was geen ‘verspiller’! Daardoor kon hij ook de overdreven reactie van zijn vader niet begrijpen, hij nam er aanstoot aan!

Wij kunnen ons afvragen waarom precies hij al die jaren thuis was beleven? Waarom was hij altijd aan zijn vader gehoorzaam geweest, ook al had hij die toegeving aan de jongste nooit begrepen, en zou hij nooit kunnen delen in de grootste blijdschap die zijn vaders ooit te beurt kon vallen? Waar ging zijn hart werkelijk naar uit? Niet naar zijn vader, maar naar de dingen van zijn vader. Er kwamen geen feestgevoelens naar boven omdat zijn vader zo blij was met de terugkeer van zijn verloren zoon. Neen, de kosten van het feest sneden door zijn hart! De verspilling van het gemeste kalf. Verbittering en jaloersheid op zijn broer. 

Wie was hier de verloren zoon? Uiteindelijk bleek de oudste zoon veel meer vervreemd te zijn van zijn vader dan de jongste ooit geweest was. 

Als wij niet af en toe eens hééél blij kunnen zijn, een blijdschap met eeuwigheidsallures, blij omwille van de juiste zaak, omdat we delen in de blijdschap van onze hemelse vader, omdat Hij zoveel om iedereen geeft, en wij zoveel om Hem geven … Als we deze blijdschap niet kennen, die heel duurzame feestgevoelens naar boven laat komen, waardoor we spontaan feesten bedenken waarop we iedereen willen uitnodigen, om mee te vieren zonder over de kosten te spreken … als we die blijdschap niet kunnen meedragen in ons hart, als de saus waarmee we heel ons doen en laten en al onze contacten met andere mensen smaak kunnen geven … Als we die joviale blijdschap niet kennen, dan lijken we misschien een beetje teveel op de oudste zoon. Het kan ons karakter zijn, maar het karakter van een discipel is altijd vatbaar voor herziening en voor een beetje of zelfs heel veel verbouwing. 


Wie ben ik?

Dankzij Jezus Christus ben ik de zoon of de dochter van een heel gulle Vader.
Hij schenkt mij een overvloedig leven.

Maar als ik onvoorwaardelijke liefde ga zoeken waar ze niet gevonden kan worden,
ben ik een verloren zoon of dochter.

Naar Joh 10:10 en Henri Nouwen, “Eindelijk Thuis”.


Eén opmerking over 'De Gulle God'

Plaats een reactie