Nieuw leven in Christus

Betekent een nieuwe identiteit in Christus

Romeinen 6:4

Het Nieuwe Testament bevat enkele brieven die Paulus vanuit de gevangenis, waarschijnlijk in Rome, heeft geschreven. In Fil 1:13 lezen we in een hedendaagse vertaling: “Zie je, iedereen van de keizerlijke garde, en trouwens ook de rest, heeft gehoord dat ik hier ben, vastgeketend, vanwege de Messias, de koning.” 

Paulus was niet als misdadiger in de boeien geslagen, maar als politiek gevangene. Hij propageerde de opkomst van een nieuw koninkrijk en verkondigde dat Jezus Christus Heer is. ‘Christus’ is het Grieks voor Messias, dat is de verwachte koning der joden, de nakomeling van David die het koningschap over Israël zou herstellen (Hand 1:6, 2:30-31; Luc 19:11, 24:21). Dit had aanleiding gegeven tot oproer en werd door de aanhang van de toenmalige autoritaire bestuurder, de Romeinse Keizer, als oppositie aanzien. Vooral toen Paulus deze brief aan de Filippenzen schreef speelde het verdict dat over hem geveld zou worden in zijn hoofd. Het was heel goed mogelijk dat hij om ’t leven zou gebracht worden, want voor de Romeinen was daar niet veel overweging of proces voor nodig. Maar het was ook mogelijk dat hij zijn gevangenschap zou overleven en vrij zou komen. 

De verwachting dat je terechtgesteld kunt worden doet iemand ernstige brieven schrijven. Maar er zit geen angst of neerslachtigheid in deze brief aan de Filippenzen , integendeel, Paulus schrijft heel sterk over hoop en blijdschap. En hij schuwt vooral geen diepzinnige uitspraken.

Op een bepaald moment schrijft hij: sterven is winst voor mij! (1:21) Hij wist dat hij dan ten volle bij Christus zou zijn, zonder de chaos en de tegenstand waarmee hij in deze wereld te kampen had. Dat is het allerbeste wat iemand ooit kan overkomen. Maar misschien zou het niet zo ver komen, misschien zou hij niet ter dood gebracht worden. En bij deze gedachte noteert hij ook heel diepzinnig: ‘leven is voor mij Christus’. (1:20-21)

Ik denk hierbij aan de tijd, of de levensfase waar ik zelf doorging, in de jaren ’70. Kort tot bekering gekomen wilde ik zelf klaar komen met het onderwerp ‘de dood’. Ik zat eens als lifter bij iemand in de auto, en op de radio ging het over de dood. Die man werd boos, en zette de radio af, “daar moeten ze toch niet over spreken!” “Laat de mensen toch gerust!” … weg was de sfeer in de auto … Ik vond dat heel raar, sterven is het enige waarvan je heel zeker bent dat het je eens zal overkomen, en je wilt er zelfs niet aan denken! Ik ben sindsdien vaak bezig geweest met zoeken, in bibliotheken in mijn concordantie, in de bijbel (internet bestond nog niet, en een concordantie is een boek waarin alle of toch de meeste woorden die in de bijbel voorkomen alfabetisch staan gerangschikt, met daarnaast alle verzen waarin het woord voor komt). Ik heb toen als conclusie voor mezelf een gekend gezegde omgekeerd en aan een bijbelvers gekoppeld. Het is lang, lang geleden dat ik daar nog aan gedacht heb, maar nu besef ik dat deze conclusie bepalend is geweest voor mijn algemene gemoedstoestand tijdens de rest van mijn leven en voor mijn kijk op het leven. Het werd de basis voor mijn zekerheden, voor mijn levenskeuzes, voor mijn moreel gedrag. Kortom, op dit moment, begin van de jaren 70 van de vorige eeuw, werd het fundament gelegd voor het verdere verloop van mijn leven, tot vandaag toe. 

De populaire uitspraak die ik toen omkeerde is: ‘Je leeft maar één keer’. Ik maakte er voor mijzelf van: ‘je sterft maar één keer’. Ik bedoelde: als ik NU sterf, in die zin dat ik mij tot in het uiterste vereenzelvig of identificeer met Christus op het kruis, en ook mijn huidige leven afleg, zal ik geen tweede keer meer sterven, maar bij mijn overlijden zal ik eenvoudig van dit leven overgebracht worden naar het leven heel dicht bij, en oog in oog met de Heer Jezus. Overlijden is dan vooruitgang, een grote winst! En, als ik de Heer NU echt wil kennen, moet ik nu, zo snel mogelijk sterven. Niet door zelfdoding, maar door mijn huidige leven, met al zijn zogenaamde behoeften of begeerten en hartstochten, te verloochenen of bewust te miskennen en af te wijzen. Het vers dat ik daaraan koppelde, om het nooit meer te vergeten, was Galaten 2:20:

Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. 

Toen Paulus aan de Filippenzen schreef: ‘leven is voor mij Christus’, was hij klaar met zijn dood! Hij had de identiteit van de verrezen Christus aangenomen. Nu had hij een heel ander leven, terugkijkend kon zijn oud leven amper ‘leven’ genoemd worden. Door het effect van de zonde is een mens namelijk afgescheiden van zijn Levensbron. Verbonden worden met je levensbron voelt aan als een staanlamp die jarenlang alleen maar deel was van het decor, en eindelijk met het stopcontact wordt verbonden. Paulus was een nieuwe mens geworden, met een nieuwe identiteit, eindelijk zijn ware identiteit, op grond van Christus’ liefde, zoals hij verder in Galaten 2:20 zegt: ik leef door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgeven.

En hiermee zijn we bij het thema van deze post aangekomen:

Mijn identiteit in Christus.

  1. Het eerste en voornaamste dat mijn identiteit in Christus bepaalt is dat ik de Geliefde ben. God houdt van mij met een eeuwige liefde. Ik ben van Hem! (dat hebben besproken in de vorige post over onze identiteit in Christus: “Trek mij met U mee, ik wil van U zijn”. Uit Hooglied)   
  2. Omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is, heeft hij ons die dood waren door onze zonden (dood als een lamp zonder elektriciteit), samen met Christus levend gemaakt. (Efeziërs 2:4-5 NBV)

Het tweede waardoor mijn identiteit in Christus bepaald wordt is dat Ik een nieuw leven heb, ik ben samen met Christus levend gemaakt. In mijn gedachten en in mijn doen en laten ben ik voortaan verenigd met Jezus Christus, in tegenwoordigheid van de Heilige Geest. En bovendien denkt de Heer, daar aan de rechterhand van de Vader, ook voortdurend aan mij, en doet Hij ook vanalles voor mij en door mij.  

De jaren vanaf 1974 tot nu zijn voor mij zeker niet moeilijk geweest, maar het was steeds duidelijk dat ik nooit op mijn lauweren kon rusten. Het kwam er steeds opnieuw op aan om strijdvaardig te zijn, mijn natuurlijke ego te verloochenen en te volharden in mijn geloof in de gestorven en verrezen Heer Jezus Christus. In 2 Timoteus, die  traditioneel aanzien wordt als de laatste brief van Paulus, vlak voor zijn terechtstelling, schrijft hij zijn fameuze woorden: Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop tot een goed einde gebracht, het geloof bewaard. (2Tim 4:7) 3 keer hetzelfde, met andere woorden.

Paulus vergelijkt zijn nieuwe leven in Christus niet met een gespreid bedje, maar met het lopen van een marathon. In zijn brief aan de Efeziërs, ook vanuit de gevangenis geschreven, is kernachtig de inhoud beschreven van de inspanningen die vereist zijn voor deze marathon: ‘Door Jezus wordt duidelijk dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen, dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.’ (Ef 4:21-24 NBV)

Dat is echt LEVEN, niet geleefd worden. Uitleven van onze identiteit, of werkelijk worden wie we zijn in Christus. 

Dit is niet alleen inspanning, maar gaandeweg leren we de Heer Jezus Christus beter kennen. Ons vertrouwen in Hem en de relatie met Hem gaat zich ontwikkelen. Op een bepaald moment zijn we niet meer bang voor de risico’s van het nieuwe leven, en leven in geloof blijkt te werken. 

Leren van Jezus gaat dus niet over verwerven van informatie, maar over aanleren van nieuwe denkwijzen en nieuwe gewoontes. Het is leren functioneren zoals Christus op aarde functioneerde: rechtvaardig en in dienst van God of ‘heilig’. Het is ook ‘genade als energiebron’ leren kennen, en genade leren verbruiken, zoals een lamp elektriciteit verbruikt. Leren van Jezus is een omvormingsproces, aantrekken van de nieuwe mens, zoals je kleding aantrekt, maar niet zonder je oude kleren eerst uit te trekken. Het is God die mij aan het herscheppen is, niet om een betere uitgave van mijn oude ‘ik’ te zijn, maar om voortaan ‘Christus’ de kern van mijn identiteit te laten zijn. 

De doop, als officiële uiting van mijn geloof is het symbool voor het afleggen of begraven van de oude mens en opstaan als de nieuwe. Dat is niet het eindresultaat van mijn geloof, maar het startschot van de marathon. Ik heb zelf nooit een marathon gelopen, maar ik denk niet dat de loper bezig is met zichzelf, hoe hij zich voelt, wat zijn lievelingskleur is, of hij liever koffie met melk drinkt of zonder melk… ik denk zelfs dat er ook nooit gedachten bij hem opkomen als: Ooo, wat ben ik toch moe… of, ik heb even behoefte aan iets anders, er moet hier toch ergens een plaats zijn waar het veel boeiender is dan dit saaie lopen… Neen, slechts één gedachte, ik moet de eindstreep halen… en onderweg alle moeilijkheden overwinnen. De prijs wordt aan de eindstreep toegekend…

Sta mij toe even een vers te citeren van de laatste bladzijde van de bijbel, Openbaring 22:12 ‘‘Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden naar zijn daden”. Uiteindelijk zal niet ons geloof gemeten worden, maar wat we ermee GEDAAN HEBBEN. Dat gaat niet over de zogenaamde ‘goede werken’ waar we ons af en toe eens voor inzetten, maar over hetgeen we ieder moment van de dag doen! Iedere stap van de marathon zullen we moeten verantwoorden, al onze daden en de gevolgen ervan, die we al dan niet bewust veroorzaakt hebben. We zullen ook verantwoording moeten afleggen over de verbintenissen die we zijn aangegaan, waarvan de voornaamste en alles omvattende is ‘onze trouw aan de Heer’.

Realiseren wij ons dat ‘wie we zijn in Christus’ gaat over ons ‘leven’, dat bestaat niet uit onze opvattingen maar uit onze daden. Om daarover niet gestresseerd te geraken leren we dagelijks te rekenen op genade, op vergeving en kracht van God om te doen wat we op onszelf niet kunnen. We grijpen tijdens de marathon telkens naar isodranken en energierepen, die bestaan uit deze ‘genade’. Bovendien kiezen we ‘in Christus’ onze daden niet zelf uit, het traject van de marathon is dat van ‘Christus’, daarom hebben we in ons intieme binnenste de Heilige Geest gekregen, niet alleen om ons de weg te tonen, maar ook om ons te motiveren en te helpen onze energie te doseren, hindernissen te overwinnen en tot het einde te vechten voor wat we geloven.

Jakobus schreef: Broeders en zusters, wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms redden? Jak 2:14 (WV). Het antwoord is neen! Het geloof zonder de werken is dood.

Dat onze identiteit in Christus is, betekent dat we in Christus ‘leven’, heel praktisch, met veel zin voor verantwoordelijkheid, en als verbruikers van genade! Ik hecht geen belang meer aan mijn oude vertrouwde gedachten en gevoelens, die zijn gekruisigd. Ik heb iets anders te doen, ik ben op weg naar de eindstreep van de marathon van het leven ‘in Christus’.

Wie ben ik?
Ik ben Iemand met een heel ander, een gloednieuw leven. Iemand voor wie het leven “Christus” is.

Marcel, 24 oktober 2021

Plaats een reactie