Het Heilige Avondmaal

Het feest van de ongedesemde broden

Het feest van de ongedesemde broden is een van de belangrijkste joodse feesten. Het is de herdenking van de uittocht uit Egypte (de Exodus) en dus van de bevrijding van het joodse volk uit de slavernij. Dit is het joodse paasfeest, Pesach of het Pascha geheten, een naam die is afgeleid van het Hebreeuwse woord voor ‘voorbijgaan’ of ‘overslaan’ want de huizen die gemerkt waren met het bloed van het offerlam werden overgeslagen wanneer het vonnis over Egypte kwam, en in alle huizen de eerstgeborenen stierven (Exodus 12:7,13). Het feest van de ongedesemde broden duurt zeven dagen. Dan wordt alleen brood gegeten dat ongezuurd is of ongedesemd, net als bij de uittocht. Dit benadrukt dat deze bevrijding een compleet nieuw begin was voor Gods volk, zonder toevoeging van enig activerend bestanddeel uit het leven van vóór de bevrijding. Eten van ongedesemd brood, de matses, herinnert joden nog steeds aan hun bevrijding uit de slavernij. Dit was geen proces, maar een radicaal vertrek, zo snel dat er zelfs geen tijd was om het brood voor onderweg te desemen of er zuurdeeg aan toe te voegen en te laten rijzen (Exodus 12:39). Een nieuw begin met de Heer betekent altijd radicaal achterlaten van het oude. De eerste dag van het feest is de belangrijkste, dan wordt bij iedereen thuis een lam geslacht en het herdenkingsmaal gegeten (Exodus 12:14-15).

Jezus’ laatste avondmaal

Lucas 22 (WV) 

7 Toen brak de dag van de ongedesemde broden aan, de dag waarop het paaslam geslacht moest worden. 8 Jezus stuurde Petrus en Johannes eropuit met de opdracht: ‘Ga ons paasmaal voorbereiden.’ 

14 Toen het uur gekomen was, ging Hij met de apostelen aan tafel. 15 Hij zei tegen hen: ‘Vurig heb Ik ernaar verlangd om dit paasmaal met jullie te eten vóór mijn lijden.

19 Hij nam een brood, sprak het dankgebed, brak het brood in stukken en gaf het hun, en zei: ‘Dit is mijn lichaam; het wordt voor jullie gegeven. Blijf dit doen om Mij te gedenken.’ 20 Na de maaltijd zei Hij zo ook van de beker: ‘Deze beker is het nieuwe verbond door mijn bloed; hij wordt voor jullie leeggegoten.

In Lucas 22 wordt de avond beschreven vlak vóór Jezus’ lijden en sterven op het kruis. Het was toen het begin van het joodse paasfeest. Jezus nam er geen genoegen meer mee om gewoon aan zijn volgelingen te vertellen wat er moest gebeuren en om te laten doorschemeren wat dit zou betekenen. Hij wilde volledig uitleggen waarover zijn aanstaande dood precies ging. Maar hij gaf hen daarvoor geen theorie, niet eens een setje bijbelteksten. Hij gaf hen deze bijzondere maaltijd, die radicaal verschilde van de gewone paas-maaltijden. In plaats van een paasmaal dat terugwijst naar het geofferd lam waarmee God zijn volk had gered van de slavernij in Egypte, gaf Jezus hen een maaltijd die vooruit wees naar het grote offer waarmee God zijn volk zou redden van hun ultieme slavernij, van de dood zelf en alles wat daartoe bijdraagt (kwaad, corruptie, zonde). Dit zou de echte exodus zijn en de echte “terugkeer uit de ballingschap”, waarin ze later wegens hun zonde waren terecht gekomen. Jezus gebruikt hiervoor de bewoording van Jeremia, die profeteerde in de tijd dat het volk in ballingschap werd weggevoerd en het “nieuwe verbond” in het vooruitzicht stelde (Jeremia 31:31).

Het nieuwe verbond

Jezus’ dood zou de oprichting betekenen van dit ‘Nieuwe Verbond’, in tegenstelling met het verbond van de Exodus dat tot dan toe herdacht werd op het paasfeest. 

Dit zou Gods definitieve afrekening zijn met de zonde, waaraan ieder mens als een slaaf ten prooi valt (Johannes 8:34, Romeinen 6:6, 8:3), en die de hele wereld uitlevert aan de macht van de dood (Romeinen 6:23, 8:21).

Jezus absorbeerde in zijn kruisdood alle gevolgen van de zonde. Romeinen 8:3 zegt dat God vanwege de ​zonde​ zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan heeft gestuurd; en zo MET DE ​ZONDE​ heeft afgerekend. Johannes de doper noemde Jezus “het lam Gods, dat de ​zonde​ der wereld wegneemt” (Johannes 1:29). Het wezenlijke van het nieuwe verbond is vergeving van zonden, om ze nooit meer te gedenken en innerlijke omvorming om niet meer te moeten zondigen maar om samen met de Heer naar zijn wil te leven. Met de Heer leven is bevrijding van de dood of eeuwig leven.

Later schreef Paulus: ‘Ons paaslam, Christus is geslacht’ (1 Korintiërs 5:7). Op het kruis werd Jezus Christus inderdaad zelf geslacht, zoals het offerlam tijdens het paasfeest, om te bekrachtigen dat God zich verbindt tot vergeving of verzoening en vernieuwing van hen die zich laten bevrijden. Jezus’ verrijzenis op de derde dag toont aan dat onder het nieuwe verbond geen enkele macht, geen enkele onrechtvaardigheid, geen enkele zondige activiteit uiteindelijk nog zal zegevieren, zelfs niet wanneer mensen daardoor zouden gedood worden. Jezus’ kruis en opstanding geven hoop op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar de zonde is uitgebannen en alles weer goed is gemaakt.

Jeremia 31:31-34 (NBV)

31 De dag zal komen – spreekt de HEER – dat ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit, 32 een ander verbond dan ik met hun voorouders sloot toen ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze mij toebehoorden – spreekt de HEER.

33 Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk.

34 Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al – spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.

1 Petrus 1:18-19 (NBV)

U weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht uit het zinloze leven dat u van uw voorouders had geërfd, maar met kostbaar bloed, van een lam zonder smet of gebrek, van Christus.

Het Heilige Avondmaal

Jezus had tijdens zijn laatste avondmaal, met het veelbetekenend breken van het brood en drinken van de wijn gezegd: “Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken” (Lucas 22:19). In eerste gemeente, die na de uitstorting van de Heilige Geest op pinksteren in Jeruzalem was ontstaan, braken de gelovigen dagelijks het brood bij iemand aan huis en aten ze samen hun maaltijden, in blijdschap en eenvoud van hart (Handelingen 2:46). Blijkbaar ontstond later in de gemeenten buiten Jeruzalem de gewoonte om dit wekelijks te doen. In Hand 20:7 staat: ‘Op de eerste dag van de week kwamen we bijeen voor het breken van het brood.’ 

1 Korintiërs 11 (NBV) 

17Nu ik u toch aanwijzingen geef: ik kan u niet prijzen om uw samenkomsten. Die doen meer kwaad dan goed. 18Om te beginnen: ik hoor dat u bij uw samenkomsten in de gemeente partijen vormt. Tot op zekere hoogte geloof ik dat ook. 19Het is onvermijdelijk dat er partijvorming onder u is, zodat duidelijk wordt wie van u betrouwbaar is. 20Alleen, u komt niet samen om de maaltijd van de Heer te vieren. 21Van wat u hebt meegebracht eet u alleen zelf, zodat de een honger heeft en de ander dronken is. 22Hebt u soms geen eigen huis waar u kunt eten en drinken? Of veracht u de gemeente van God en wilt u de armen onder u vernederen? Wat moet ik hierover zeggen? Moet ik u soms prijzen? Dat doe ik in geen geval. 23Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf.

Alhoewel het Heilige Avondmaal of de Eucharistie vandaag over ’t algemeen een symbolische maaltijd is, was het voor de eerste christenen een volle maaltijd. We weten dit vooral uit de eerste brief aan de Korintiërs, meer bepaald hoofdstuk 11:17-34. Toen Paulus dit schreef waren de Evangelies nog niet ter beschikking. Hij spreekt in de brief over de gangbare gebruiken in Korinte en verduidelijkt vanaf vers 23 de eigenlijke oorsprong en de bedoeling ervan, zoals hij het zelf wist door overlevering van wat gebeurd was en gezegd werd op Jezus’ laatste avondmaal. Uit deze brief kunnen we opmaken dat de gelovigen in Korinte regelmatig (wekelijks) bijeen kwamen voor een maaltijd en gesprekken over hun geloof. Dit heette ‘de maaltijd van de Heer’ (vers 20) d.w.z. de maaltijd in verband met de Heer. Blijkbaar gaf Paulus  in de gemeenten die hij stichtte, de tradities door die de leden van de kerk van bij de aanvang hadden gekoesterd en doorgeven als de basis van hun gemeenschappelijk leven (vers 23). 

In Korinte was deze traditie van gemeenschappelijke maaltijden weliswaar bewaard gebleven, maar ze was een beetje ontspoord. Hun samenkomsten of hun tafels waren een bevestiging van het verschil en bijgevolg van de scheiding tussen arm en rijk. Er werd niet gedeeld. Dit is niet in overeenstemming met Gods bedoeling voor de schepping, noch met hetgeen beoogd wordt door de redding in Christus. Helaas is deze lelijke scheidslijn die altijd doorheen de hele samenleving heeft gelopen ook vandaag nog in de kerk te zien. We zouden in onze samenkomsten en vooral bij de viering van het Heilige Avondmaal steeds de eenheid in Christus tegenover elkaar moeten uitdrukken, de onderlinge verbondenheid als een lichaam, de evenwaardigheid van alle leden en de band van liefde en vriendschap. Als iedereen dood is voor de zonde en als Christus in ieders binnenste leeft is deze eenheid vanzelfsprekend. Streven naar eenheid op zich geeft aanleiding tot hypocrisie, maar streven naar groeiend discipelschap leidt tot eenheid. De partijvorming of verdeeldheid waarover Paulus vanaf vers 17 zeer afwijzend schrijft, was misschien wel de aanleiding voor het schrijven van de brief. Hij vermeldt die reeds in hoofdstuk 1 vanaf vers 10, met een oproep om scheuringen te vermijden. Dat partijvorming of scheuringen onvermijdelijk zijn (hfdst 11:19) kan niet als algemene regel begrepen worden, maar is een droevige vaststelling in situaties zoals in Korinte. De gelovigen gaven in hun denken en overtuigingen blijkbaar geen prioriteit aan eensgezinde ootmoed om vooral Christus op het kruis te volgen, in het afleggen van zijn eigen leven (hfdst 1:23) zoals dit wekelijks herdacht werd tijdens hun gezamelijke maaltijden. Inplaats daarvan lieten ze hun eigen inzichten en waanwijsheid domineren (1:18-2:16).

1 Korintiërs 11 (NBV) 

23Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, 24sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ 25Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om mij te gedenken.’ 26Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt.

Oorspronkelijk is het Heilige Avondmaal dus een gezamenlijke maaltijd waarvoor iedereen iets meeneemt en waar alles wordt gedeeld. De essentie ervan is het ceremonieel breken en gezamenlijk eten van een brood en drinken van een beker wijn, als herhaling van de handelingen tijdens het laatste avondmaal. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken’ (1 Korintiërs 11:24,25). Het brood en de wijn symboliseren Jezus’ lichaam en bloed: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt.’ (Lucas 22:19) en ’Dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.’ (Matteüs 26:28). Meer bepaald zijn het brood en de wijn een symbool om Jezus’ offer-dood te gedenken, omwille van het nog steeds geldende nieuwe verbond of de verzoening en geestelijke omvorming die het behelst. Door het brood en de wijn te nuttigen drukken we uit dat we ons op dit verbond beroepen en wij er ons aan toewijden.  

In het oude en het nieuwe testament is nuttigen van bloed absoluut verboden. Het leven (néfesh) is immers in het bloed van mens en dier (Leviticus 17: 11a). De avondmaalsbeker bevat niet het bloed van Jezus, maar het drinken ervan betekent deelnemen aan het verbond dat gesloten werd door Jezus’ vergoten bloed, of door zijn marteling en kruisdood. Bloed op het altaar was in het oude testament het teken dat bloed was vergoten of leven was geofferd voor verzoening (Leviticus 17: 11b). De zonde is zo ernstig dat die betaald moet worden met de dood (Romeinen 6:23) of met bloedvergieting. Zonder het vergieten van bloed is er geen vergeving. (Hebreeën 9:22). Jezus is de bemiddelaar van het nieuwe verbond, bekrachtigd door zijn vergoten bloed (Hebreeën 12:24). 

Paulus schrijft aan de Korintiërs nog een krachtige verklaring in verband met het Avondmaal, 11:26 ’Altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt.’ Alleen al deze handelingen, in de juiste context het brood eten en uit de beker drinken, is een verkondiging aan de wereld van Jezus’ dood. En we blijven dit herhalen tot zijn wederkomst. Het Heilige Avondmaal is dus meer dan een gelegenheid voor toewijding en gemeenschapsvorming. Het is verkondigen van Gods wijsheid die voor de wereld verborgen is (1Korintiërs 2:7-8; 15:23-28). Jezus’ dood betekent de nederlaag voor de machten die de wereld beheersen en bevrijding van de mensen die hen als slaven dienen. Het Heilige Avondmaal schreeuwt dit telkens weer uit, met handelingen die luider klinken dan woorden. Geen van de machthebbers van deze wereld heeft daar ooit rekening mee gehouden (2:8), maar het wordt hun ondergang. Jezus was de eerste die als overwinnaar losbrak uit de vicieuze cirkel van zonde, vervreemding van God en verzwakking die naar de dood leidt. Zij die Hem volgen belanden net als hij op de weg van het leven. En tenslotte, als Hij komt, zal door de gekruisigde en opgestane Heer Jezus alle wereldse heerschappij en elke macht en kracht onschadelijk gemaakt worden. 

1 Korintiërs 11 (NBV) 

27Daarom maakt iemand die op onwaardige wijze van het brood eet en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en het bloed van de Heer. 28Laat daarom iedereen zichzelf eerst toetsen voordat hij van het brood eet en uit de beker drinkt, 29want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf. 30Daarom zijn er onder u veel zwakke en zieke mensen en zijn er al velen onder u gestorven. 31Als we onszelf zouden toetsen, zouden we niet worden veroordeeld. 32Maar nu velt de Heer zijn oordeel over ons en wijst hij ons terecht, opdat we niet samen met de wereld zullen worden veroordeeld. 33Daarom, broeders en zusters, wees gastvrij voor elkaar wanneer u samenkomt voor de maaltijd. 34Wie honger heeft kan beter thuis eten. Dan leiden uw samenkomsten tenminste niet tot uw veroordeling.

Het is blijkbaar mogelijk om je schuldig te maken tegenover het lichaam en het bloed van de Heer. Het brood eten en de beker drinken is Jezus’ dood verkondigen. Het doen zegt het. Je kunt je niet schuldig maken tegenover Jezus’ dood, maar wel tegenover Jezus zelf, door op lichtzinnige, onechte of valse wijze zijn dood te verkondigen. D.w.z. zonder de bedoelde verzoening en gemeenschap met de Heer te beleven noch onderworpen te zijn aan de erbij horende geestelijke omvorming. Het herdenkingsmaal is niet een louter statement, of bekendmaking zoals een nieuwsbericht, het is een getuigenis van deelneming aan het nieuwe verbond. Als wat je door de handelingen van het Heilige Avondmaal zegt niet overeenkomt met je levenshouding en daden maak je je schuldig aan hypocrisie en afleggen van een vals getuigenis.

In stand houden van de beschamende scheiding tussen arm en rijk, van partijschappen en van de onenigheid waarover Paulus eerder in de brief schreef, is niet in overeenstemming met wat herdacht of gevierd wordt in het Heilige Avondmaal. Wangedrag met betrekking tot deze maaltijd is wangedrag met betrekking tot de Heer zelf. 

In dit hoofdstuk van de Korintiërsbrief leren wij dat het leven één weefsel is van wat wij graag als losstaande aspecten aanzien. Geloof en praktijk; keuzes, beslissingen, daden en hun gevolgen; levensprincipes, individueel en sociaal gedrag … alles is tot één leven met  elkaar verweven en alles wordt weerspiegeld in het geheel van de menselijke ervaringen, … waaronder gezondheid. Paulus concludeert over het wangedrag van de Korintiërs: Daarom zijn er onder u veel zwakke en zieke mensen en zijn er al velen onder u gestorven. (Hfst 11:30)

Eén van de voorrechten om, op basis van het nieuwe verbond, deel uit te maken van Gods volk is dat Gods toorn over onze misstappen en zonden aanleiding kan geven tot reiniging. Voortgezette verzoening met de Heer maakt ons gevoelig voor de schadelijke effecten van onze zondige natuur, en we worden ons gaandeweg meer bewust van de noodzaak van bekering. Zo kunnen we door overgave aan de Heer Jezus Christus, onze oude, natuurlijke mens laten wegwassen, om de nieuwe, herboren mens meer groeiruimte te geven. Overgave betekent onszelf toevertrouwen aan de Heer, wat er praktisch op neer komt dat wij ons onderwerpen aan zijn opvoeding (zoals bedoeld in Hebreeën 12:4-12) of dat we alles wat ons overkomt uit zijn hand aanvaarden.  Dan ondergaan we als het ware op voorhand reeds oordelen, zodat deze dingen niet op de laatste dag zullen moeten veroordeeld worden. Dus (vers 32a) als de Heer in de huidige tijd zijn oordeel over ons velt, is het resultaat discipline: er gebeuren dingen met ons die zowel als straf en als waarschuwing moeten worden opgevat.

Er zal een toekomstig vonnis komen, waarin zij die zich niets aantrekken van het evangelie (Paulus noemt ze hier in vers 32b ‘de wereld‘) zullen veroordeeld worden. Maar de vergeving van zonden die in het nieuwe verbond beschikbaar is, redt ons uit dit vernietigend eindvonnis. De bijhorende vernieuwing door de Heilige Geest, waarin wijzelf voor honderd procent betrokken zijn, zal integraal vereeuwigd worden. Maar wat in het weefsel van ons leven nog overblijft van het oude, vergankelijke leven zal verdwijnen als hout en stro voor vuur (1 Korintiërs 3:12-15). ‘Wij moeten allen voor Christus’ rechterstoel verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad.’ (2 Korintiërs 5:10) 

Aan de Efeziërs schrijft Paulus dat ze van nature ‘kinderen des toorns’ waren. Dit betekent dat ze aangewezen waren op het volgen van hun zelfzuchtige verlangens, hun zondige begeerten en de gedachten die in hen opkwamen (Ef 2: 3). In Romeinen 1:18 schrijft Paulus dat de ‘toorn van God vanuit de hemel wordt geopenbaard tegen de goddeloosheid en het onrecht van allen die door hun ongerechtigheid de waarheid onderdrukken’. Dit betekent niet dat God ziektes en natuurrampen van de hemel naar de aarde stuurt, maar er staat dat hij de mensen prijsgeeft aan de gevolgen van hun aangeboren zondig gedrag. God ‘geeft hen over’ aan hun lust, afgoderij, immorele mentaliteit enz… (Rom 1:24-32).

Gods reactie op de zonde is een straf die reeds in de toestand zit waarin de mensen zich hebben gewerkt. Gods toorn bestaat eenvoudig uit het overleren aan het fatale verderf dat zichtbaar wordt in de morele degeneratie en toenemende zondigheid die van generatie naar generatie wordt doorgegeven, en alle hoop op eeuwig leven verijdelt.

Maar God volgt dit op met droefheid en medeleven, uitziende naar hen die smachten naar het goede, naar het onbeschadigde en smetteloze …

De ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen,
Roepen zij, dan hoort de Here,
De Here is nabij de gebrokenen van hart
en Hij verlost de verslagenen van geest
.
Psalm 34: 16a, 18a, 19 zegt

‘Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten.’
Johannes 3:36

Paulus laat er in zijn brief geen twijfel over bestaan: Ofwel onderzoekt en oordeelt u zelf, waarbij u ervoor zorgt dat uw gedrag overeenstemt met deze maaltijd, ofwel wordt u geconfronteerd met het onderzoek en het oordeel van de Heer zelf (verzen 27-31). 

In vers 29 van 1 Korintiërs 11 legt Paulus uit dat de reden waarom bij het avondmaal mensen onder een oordeel vallen is omdat ze eten en drinken zonder ‘het lichaam te onderscheiden‘ (NBG51). Hij had al gezegd dat de deelnemers aan het avondmaal één enkel lichaam vormen (10:17) en verder in de brief legt hij uitvoerig uit dat dit het lichaam van de Christus is (12:12-31). Maar in hoofdstuk 10 is het gezamenlijk breken van het brood ook nauw verbonden met de “gemeenschap met het lichaam van Christus” zoals de beker een gemeenschap is met het bloed van Christus (vers 16 NBG51) d.w.z. éénwording met de gestorven en verrezen Heer. Ook in hfst 11, wordt het fysieke ‘lichaam’ van de Heer bedoeld (verzen 24, 26, 27). Op de een of andere manier komen voor Paulus die twee samen, Jezus’ gekruisigd lichaam en het lichaam der gelovigen, en dat is het punt: Het doen zegt het. Als bij breken van het brood, iedereen dit op dezelfde manier deelt, dan verklaart dit krachtig dat allen één lichaam zijn. De eenheid in het ‘lichaam van gelovigen’ komt doordat iedereen gemeenschap heeft met het ‘lichaam van Christus’ of één wordt met de gekruisigde en opgestane Christus.