De doop in water

Herbouwen van de ruïne

God aanziet ons als “schitterende ruïnes”, wat betekent dat we prachtig geschapen zijn, naar zijn beeld, maar we zijn beschadigd en in staat van verval geraakt. 

De oorzaak van het verval heet ‘zonde’. Een woord dat alleen zinvol gebruikt en begrepen kan worden door mensen die met een ernstige mate van godsvrees door het leven gaan. Zij kennen het verslavende en destructieve effect van de zonde, maar ze associëren dit begrip eerst en vooral met ‘beledigen van God’ en ‘afstand creëren t.o.v. God’. Het woord in de Griekse grondtekst voor ‘zonde’, ἁμαρτία, betekent ‘het doel missen’: de mens die niet voldoet aan het doel waarvoor hij geschapen is.

Wij mensen, onze samenleving en de hele wereld lopen daardoor schade op en vertonen gebreken, maar daarvoor het woord ‘zonde’ gebruiken betekent dat het eigenlijk over God gaat. Zijn creaties gaan kapot! Zijn schepping dreigt een mislukking te worden.

Inzien dat er iets mis is met de wereld is angstaanjagend. Dat door zonde leed en ontwrichting veroorzaakt wordt, wat als bederf over de hele samenleving en doorheen de generaties blijft doorwoekeren, is vreselijk! Maar ontdekken dat er met mijzelf iets mis is, wat kan rechtgezet worden; en dat de schade die ik geleden heb door mijn eigen zonden, en door de zonden die tegen mij begaan zijn, kan geneutraliseerd worden, is ontdekken van een verborgen schat. 

Deze ontdekking komt door mijzelf te zien zoals God mij ziet. De God die we in en door het evangelie leren kennen ziet in ieder van ons de mogelijks nieuwe, zondeloze, perfecte mens die op weg is naar de nieuwe, perfecte wereld die Hij al klaar heeft, in wat voor ons de toekomst is. Hij is bereid om ieder die het wilt naar dit einddoel te brengen.

Het evangelie vertelt over het ‘koninkrijk van de hemel’, dat is Gods leefwereld die met Christus op aarde gekomen is, Gods actieve aanwezigheid door zijn Geest. In Matteüs 13:44 staat: Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in een akker. Iemand vond hem en verborg hem opnieuw, en in zijn vreugde besloot hij alles te verkopen wat hij had en die akker te kopen.

In dit koninkrijk komt God de mensen tegemoet. Het is de omgeving waarin afgerekend is met de zonde en waar mensen rechtstreeks met God kunnen omgaan, a.h.w. van aangezicht tot aangezicht. Hierdoor is de mens in staat tot een houding en handelingen die ten goede komen aan zichzelf, zijn omgeving en zijn samenleving. Dit is een sterke tegenkracht die het effect van de zonde teniet doet. Gods koninkrijk brengt vernieuwing en vrijwaring tegen bederf door zonde. 

Deze schat door ongeloof ongemoeid laten liggen is God minachten. Deze schat verwerven is God respecteren en meewerken aan de vernieuwing van de schepping die Hij begonnen is.

De doop is een christelijke ceremonie waarbij de dopeling zich in water laat onderdompelen. Hiermee verklaart hij afstand te willen doen van alles wat door de zonde is aangetast, dat is eigenlijk van ‘alles wat hij heeft’, zoals in de parabel van de verborgen schat. En hij verklaart dat hij zich in plaats daarvan wil laten vullen met de rijkdom van ‘het koninkrijk van de hemel’. Dit is openlijk uitkomen voor zijn bekering en voor zijn geloof in Jezus en in het evangelie dat hij verkondigde (Marcus 1:15).

Ons laten dopen is dus instemmen met en medewerking beloven voor een complete afbraak en heropbouw van ons innerlijke zelf. We geloven dat deze vernieuwing zich afspeelt in de mate dat we één worden met Christus of ‘in Christus’ zijn, zoals een rank in de wijnstok. 

Blijf in mij, dan blijf ik in jullie. Een rank die niet aan de wijnstok blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen. Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als jullie niet in mij blijven. Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Johannes 15:4-5

Met de doop leggen we formeel vast dat we beroep doen op de verlossing in Jezus Christus, wat betekent dat we door God gered worden uit het zinloze bestaan met zijn onontkoombare afbrokkelingen en nakende instorting. En dat ons nieuwe leven ‘in Christus’ verbonden is met en daardoor deel uitmaakt van het leven van Christus, wat onsterfelijk leven is. Jezus Christus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven’ Johannes 11:25-26.

Een verbond met God

Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden ​gedoopt
Handelingen 2:41

Door ​Christus is er een einde gekomen aan jullie zondige bestaan. Dat gebeurde toen jullie gedoopt werden. Want de doop is een soort ​besnijdenis. Het is niet een gewone besnijdenis door mensen, maar het is een teken dat je bij
​Christus hoort. Jullie zijn gedoopt. Toen zijn jullie eigenlijk samen met ​Christus ​begraven. Maar God heeft ​Christus uit de dood laten opstaan. En omdat jullie geloven in die kracht van God, zijn jullie samen met ​Christus opgestaan.

Kolossenzen 2: 11-12, “Bijbel in Gewone Taal”

De doop is meer dan een “publieke beslissing voor Jezus Christus”. Dat is alleen wat van onze kant gebeurt! Maar de doop is ook God, die heel actief in ons leven binnenkomt. Het begint met heel concrete verzoening of vriendschap tussen God en ons, dankzij de prijs waarmee Jezus ons op het kruis heeft vrijgekocht uit de macht van de zonde. Deze wederzijdse genegenheid groeit dan snel uit tot vernieuwing of heiliging, wat een stevige band of relatie met God mogelijk maakt! Zich laten dopen is in wezen “een verbond sluiten met God”,  zoals bij het ondergaan van de besnijdenis. Tenminste, als de besnijdenis niet beperkt is tot een traditionele ceremonie, maar tevens de “besnijdenis van het hart” is (Deuteronomium 10:16, 30:6; Jeremia 4:4; Romeinen 2 : 28, 29). Dit wil zeggen afwijzen en verwijderen van de zonde die het hart bezet, wat een werk is van de Geest, en “niet een gewone ​besnijdenis​ door mensen”.

Het is Gods bedoeling om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en met het oog op de toekomstige wereld (dit is de nieuwe schepping) alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus (Efeziërs 1:10,21). Jezus Christus verkondigde dat zijn bestuur, of het koninkrijk van God, nabij gekomen is (Marcus 1:15). De toekomst is in het heden binnengedrongen. Dit is het evangelie! De heuglijke aankondiging van de nieuwe schepping, waarin alles naar Gods wil functioneert. Jezus luidde dit nieuwe tijdperk in door zich te laten dopen door Johannes, de profeet die de mensen opriep om ruimte te maken voor Gods actie en hen doopte als teken van hun bekering of afwijzing van de zonde om in hun leven Gods doelen na te streven. Jezus toonde door zijn eigen doop dat hij zich bij de mensen voegde die openlijk kozen om trouw te zijn aan de ene, rechtvaardige God, op hem te hopen en hem te dienen.  

Dit nieuwe begin werd vanuit de hemel bevestigd. Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor hem en zag hij hoe de Geest van God als een duif op hem neerdaalde. En uit de hemel klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’ Matteüs 3:16-17

Jezus is dus weldegelijk de Messias (= de Christus = de Gezalfde) zoals beschreven in Jesaja 61:1 De geest van God, de HEER, rust op mij, want de HEER heeft mij gezalfd … Daarbij zegt God, vanuit de hemel, dat Jezus zijn volledige goedkeuring meedraagt, hij is zijn geliefde Zoon, d.w.z. de gevolmachtigde die hij voor deze taak heeft uitverkoren. En Jezus voldoet aan de verwachtingen van de Vader, hij is de bron van zijn blijdschap. 

Johannes had al uitgelegd dat na hem iemand zou komen die de bekeerlingen niet meer in water zou onderdompelen, maar in de heilige Geest en vuur (Matteüs 13:11). Dit is toegerust worden door onderdompeling in Gods aanwezigheid en gereinigd worden door onderdompeling in zijn oordeel. Meer dan uiting te geven aan de intentie om een nieuw leven te leiden, is dit de uitvoering ervan door goddelijke actie. Dit is de aanwezigheid van het koninkrijk van de hemel of het koninkrijk van God. 

Marcus en Matteüs sluiten hun evangelietekst af met Jezus’ opdracht om verder te gaan met dopen van alle ‘gelovigen’ (Marcus) of alle ‘discipelen’ (Matteüs). Marc.16:16, Mat.28:19. De laatste voegt er nadrukkelijk bij: in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. 

Dit maakt duidelijk wie de God is, in wiens naam wordt opgetreden. Het is de hemelse Vader die zijn Zoon op aarde mens liet worden, om tot en met de dood het menselijke lot te ondergaan; maar zondeloos zijnde als onsterfelijke uit de dood te herrijzen. Daarna geeft de heilige Geest (Gods Geest), die  door de macht van de Vader de Zoon uit de dood had opgewekt (Romeinen 6:4, 8:11), ook nieuw leven aan hen die hem in hun binnenste verwelkomen, nadat ze hun oude leven hebben laten afsterven door volkomen zelfverloochening. Dit laatste is afstand doen van de natuurlijke mens en zijn begeerten door vereenzelviging met de gestorven Zoon. Maar ze worden een nieuwe mens! Iemand in wie Christus leeft, de verrezen Zoon in wie zij geloven.  

Paulus omschrijft het leven van een gelovige als ondergedompeld of gedoopt zijn in de dood van Christus (Romeinen 6:3) om ook te delen in zijn opstanding (Rom 6:5). 

Dit wordt door de doop uitgebeeld: ondergedompeld of begraven worden in het water, en eruit getrokken worden of opstaan in een nieuw leven.

We weten dat ons oude bestaan met hem gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer slaven van de zonde zijn. Wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Wanneer wij met Christus zijn gestorven, geloven we dat we ook met hem zullen leven, omdat we weten dat hij, die uit de dood is opgewekt, niet meer sterft. De dood heeft geen macht meer over hem. Hij is gestorven om een einde te maken aan de zonde, voor eens en altijd; en nu hij leeft, leeft hij voor God. Zo moet u ook uzelf zien: dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God. Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten. Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar stel uzelf in dienst van God. Denk aan uzelf als levenden die uit de dood zijn opgewekt en stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid.

Romeinen 6:6-13 NBV