De kerk als familie

Paulus schijft aan zijn jonge vriend Timoteüs: ‘Ik hoop spoedig bij u te komen. Maar ik schrijf u dit voor het geval dat ik mocht worden opgehouden. Dan weet u hoe men zich behoort te gedragen in Gods huis; dat is de kerk van de levende God, de pijler en de grondslag van de waarheid. (1Tim.3:14-15 WV)

Zonder verder te lezen in de brief zien we reeds dat Paulus bezorgd was over het gedrag van de gelovigen waarover Timoteüs als opzichter was aangesteld. Hij was niet zozeer bezorgd over hun individuele welzijn, maar over hun gezamenlijke gesteldheid, over de toestand van ‘Gods huis’. Zo noemt hij de gemeente of de kerk, en hij zegt erbij dat de kerk de pijler en de grondslag is van de waarheid. Een ‘pijler’ is de ondersteuning van een bouwwerk en het woord ‘grondslag’ betekent basis of fundament. De waarheid rust op de gemeente, zoals een huis op zijn fundament. Paulus was bang dat deze gemeente die functie niet behoorlijk vervulde.

Waarover gaat die waarheid? Jezus zei dat Hij zelf die waarheid is (Johannes 14:6), de Heilige Geest wordt de ‘Geest der waarheid’ genoemd (Johannes 14:17), ‘Gods woord’ is de waarheid (Johannes 17:17), de mensheid wordt veroordeeld en gaat ten onder omdat zij de waarheid onderdrukt (Romeinen 1:18) en hier staat dat de waarheid in de wereld blijft dankzij de gemeente of de kerk. Blijkbaar gaat dit over de realiteit van God en zijn betrokkenheid met de mens en heel de schepping. Aanvaarden van deze realiteit geeft aanleiding tot een compleet wereldbeeld en maatschappijvisie, een moraal, een visie op persoonlijke identiteit en een typische levenshouding. Kennis van de waarheid kan samengevat worden als kennis van Jezus en van wat Gods Geest ons leert. De kerk is hiervan de drager, niet het instituut noch de leer of dogmatiek, noch weldoordachte verklaringen, maar ‘Gods huis’, in de betekenis van het geslacht of de familie van God. De kerk blijft deze waarheid als een familie van generatie tot generatie meenemen.

In 2 Korintiërs 6:18 noteert Paulus een uitspraak van de Heer over de gelovigen: “Ik zal uw vader zijn en u zult mijn zonen en dochters zijn”. Johannes schrijft in zijn evangelie over Jezus: “Wie hem aanvaardden en in hem geloofden, heeft hij het recht gegeven kinderen van God te worden” (Joh 1:12). 1 Petrus 2:9 zegt over de kerk: “u bent een uitverkoren geslacht”, d.w.z. een exclusieve en door God geliefde familie.

Gods familie is een stevige basis waarop de waarheid staande blijft, ook als die wordt bedreigd door sociale druk en in het slechtste geval door vervolgingen. Populaire opvattingen, algemeen verspreide theorieën en andere godsdienstige systemen kunnen stormen veroorzaken, maar Gods familie houdt de waarheid overeind. Niet door volgehouden verkondiging en geloofsverdediging, maar door de levende Geest van waarheid en godsvrucht ‘in’ de kerk zelf. Zo zeker als de kerk blijft leven, zo zeker zal het zijn dat de waarheid van God onder de mensen bewaard zal blijven.

De kerk is geen gebouw waar we naartoe gaan of een evenement dat we bijwonen. Wij zijn de kerk. De kerk is familie, we gaan met elkaar om als verwanten, omdat we door ons geloof en dankzij de Heilige Geest allemaal verwant zijn met Jezus en zijn Vader.

Geen mens wordt in Gods familie geboren, maar iedereen is wel bestemd om erin geadopteerd te worden. Paulus schrijft aan de gelovigen in Efeze: In Christus immers heeft God, voordat de wereld gegrondvest werd, ons vol liefde uitgekozen om voor hem heilig en zuiver te zijn, en hij heeft ons naar zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus zijn kinderen te worden. Efeziërs 1:4-5. ‘In Christus’ veronderstelt een bewuste stap, d.w.z. instemming en toewijding van iedereen afzonderlijk om deel uit te maken van Gods familie.

De kerk kan dus ook niet behandeld worden als een hotel dat we af en toe eens bezoeken, en waar we een fooi geven als we goed bediend worden. Of als een supermarkt waar we gaan halen wat we willen, en die we hebben uitgekozen omdat men er het beste voor de laagste prijs aanbiedt.

De kerk behoort aanzien te worden als onderdeel van onze christelijke identiteit. Het is de familie waar we bijhoren en we spelen allemaal onze rol in dit huishouden van God.

We genieten van de warmte en het plezier in ons midden, we zien naar elkaar om en willen niet dat iemand zou achter blijven of afvallen. Maar we zijn ook een familie met een missie. Niet dat we een programma ontwikkelen om de wereld te bereiken, maar mits we als familie nauw contact onderhouden met ons hoofd Jezus en zijn Vader, terwijl we dagelijks actief zijn in de ruime samenleving, zullen we een familie zijn met een besmettelijke geest, die het koninkrijk van God met zich meebrengt in een verloren wereld. Als warme en zorgzame familie, zijn we daarenboven een uitnodiging om deel uit te maken van iets dat belangrijk is. Binnenkomen in een kerkgebouw, of beter gezegd in een ‘living’, is geconfronteerd worden met een degelijk samenhangende geestelijke familie waar iedereen bij betrokken is, en waar iedereen bidt en zingt en zijn of haar innerlijke leven deelt. Dit is nogal verbazingwekkend voor iemand die nog niet geleerd heeft om te ‘geloven’. Het voelen van de kracht van Christus die in en door zulke mensen werkt, kan elk hart openbreken. Het is onze missie om zo’n gastvrije familie te zijn, die tenvolle deel uitmaakt van de totale samenleving terwijl ze heel zorgvuldig haar integriteit en godsvrucht bewaart.

Het is ook Gods verlangen dat we onszelf als familie zien. Net zoals God zijn heerlijkheid door Israël wilde laten zien in plaats van alleen door Israëlieten, zo wil Hij dat we ons als kerk presenteren in plaats van als individuele christenen. In mijn eentje kan ik alleen maar spreken over Gods liefde. Samen met anderen heb ik de mogelijkheid om daadwerkelijk “liefde, vergeving en geduld” te tonen. In plaats van alleen maar over Jezus te horen, kunnen de mensen in ons midden ook echt een glimp van Hem opvangen. ‘Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben, woont God in ons, en is zijn liefde in ons volmaakt geworden. Dit is het bewijs dat wij met Hem verbonden blijven zoals Hij verbonden is met ons: dat Hij ons heeft laten delen in zijn Geest.’ 1 Johannes 4:12-13 WV.

De familie als model voor de kerk

Toen Jezus aankondigde “ieder die de wil van mijn Vader in de hemel doet, is mijn broer en zuster en moeder” (Matteüs 12:50), vernoemde hij gekende soorten van relaties. De natuurlijke familierelaties staan model voor de relaties binnen de familie van God. Op dezelfde manier adviseerde Paulus: “Berisp een oudere man niet hardvochtig, maar spreek hem toe alsof hij je vader is. Behandel jongemannen als je broers, oudere vrouwen als je moeder, jonge vrouwen als je zusters; houd daarbij de verhoudingen zuiver.” (1 Timoteüs 5:1-2) Evenzo aanzag Paulus het vaderschap als een goede training en geschiktheidstest voor kerkelijk leiderschap: “Als iemand zijn eigen huisgezin niet weet te leiden, hoe kan hij dan zorg dragen voor de gemeente van God?” (1 Tim. 3:5).

Als het goed is ontwikkelen we in de omgang tussen familieleden allerlei vaardigheden zoals duidelijk communiceren, luisteren en ons inleven, realistische verwachtingen stellen, anderen motiveren en helpen om met teleurstellingen om te gaan, conflicten oplossen en mensen helpen om volwassen te worden. Op die manier is de natuurlijke familie in de praktijk een soort opleiding om ook als kerk elkaar op de beste manier te kunnen dienen. Anderzijds behoren mensen die een goedfunctionerende natuurlijke familie moeten missen, deze vaardigheden in de kerk te kunnen leren, in de eerste plaats door de manier waarop zij er zelf behandeld worden.

Onder normale omstandigheden zal onze natuurlijke familie onze eerst bron voor praktische zorg zijn. Ouders dragen de uiteindelijke verantwoordelijkheid om voor hun eigen kinderen te zorgen; kinderen dragen de uiteindelijke verantwoordelijkheid om voor hun ouder wordende ouders en grootouders te zorgen. Kerken eren en ondersteunen deze banden. Als deze familiale zorg ontbreekt is de kerkgemeenschap paraat om tegemoet te komen in de tekorten. In de meeste gevallen zal de kerk onze familie niet vervangen, maar het evangelie en de manier waarop dit in de kerkgemeenschap in praktijk gebracht wordt, kan familierelaties heroriënteren. En evengoed kunnen goede banden binnen de natuurlijke familie, de kwaliteit van de relaties binnen de gemeente verbeteren.

Zij die geen echtgenote/echtgenoot of kinderen hebben behoren in de geloofsfamilie een gewaardeerde plaats en doel te kunnen vinden (Matteüs 19:1-12; 1Korintiërs 7:32-35).

In gevallen van tegenstrijdige loyaliteit zei Jezus wel: “Wie naar Mij toe komt, moet zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja, zelfs zijn eigen leven verfoeien; anders kan hij geen leerling van Mij zijn. Hij moet zijn kruis dragen en Mij volgen; anders kan hij geen leerling van Mij zijn.” (Lucas 14:26-27 WV). Als we gedwongen worden om te kiezen, is het beter om alleen te blijven in het gezin van God dan om het te verlaten om zichzelf of zijn aardse familie te plezieren, of om zo’n familie te vinden.

Maar Jezus en zijn volgelingen waardeerden ook duidelijk de natuurlijke families. Jezus, die de geboden bevestigde, riep mensen op om trouw te zijn in het huwelijk (Matteüs 19:1-9) en om hun ouders te eren (Marcus 7:9-13). De apostelen zeiden dat het voor de meeste mensen goed was om te trouwen en kinderen te krijgen (bijv. 1 Korintiërs 7:8-9; 1 Timoteüs 5:14). Ze schreven nog steeds aan mensen als echtgenoten en echtgenotes, ouders en kinderen.

Gemeenten en families zijn medewerkers, geen concurrenten.

Aanvankelijk kwamen de kerken samen in huizen, families waren een zendingsbasis! Hele gezinnen hoorden, geloofden en verspreidden het evangelie samen (b.v. Handelingen 16:30-34, Romeinen 16:10-15).

Het huis is nog steeds de plaats waar een groot deel van de missie van de kerk wordt uitgeoefend. Thuis is waar we gastvrijheid bieden, waar we maaltijden koken en mensen in nood verwelkomen. Het is in de eerste plaats thuis dat we ons geloof in woord en daad delen, vooral met de mensen die het dichtst bij ons staan en met de volgende generatie die we Gods wegen willen bijbrengen.

Christelijke gezinnen moeten sterk zijn in de kern, maar flexibel aan de randen. Sterke relaties binnen het gezin – tussen man en vrouw, ouders en kinderen, oudere en jongere generaties – stellen een gezin in staat om hun liefdevolle gemeenschap uit te breiden met buitenstaanders.