Gods toorn en het kruis

God heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de verkondiging daarover toevertrouwd. Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. 
2 Korintiërs 5:18-19 NBV

De verzoening van God met de mensen bevat het geweld van het kruis. Niet omdat God van geweld geniet of gewelddadig is, maar omdat wij dat zijn. God verzoende zich met ons en werd daarvoor in Jezus Christus één van ons. Dit is liefde, en het bleek een heel dure en dus kostbare liefde te zijn. 

Jezus maakte vijanden, niet zozeer om wat hij deed, maar om wie hij was. Hij noemde God zijn Vader en liet verstaan dat met hem de Messias, de Koning van Gods rechtvaardige rijk eindelijk gearriveerd was. Naast bijval oogste hij vooral veel tegenstand. Hij doorstond de ongerechtigheden die mensen hem aandeden en droeg hiermee Gods toorn of de straf voor de zonde. Deze toorn bestaat er immers in dat God ons overgeeft aan de gevolgen van de zonde (Rom 1:24-32). Jezus droeg die gevolgen, en uiteindelijk werd dat zijn dood op het kruis. Hij is nooit ontrouw geweest aan wie hij was en heeft het lot dat daaraan verbonden was nooit willen ontvluchten. Hoewel hij zelf zonder zonde was, onderging hij de gevolgen van de zonde in de wereld waarin hij leefde. Hij dronk de beker van Gods toorn leeg tot op de bodem.

Jezus was gehoorzaam aan de zending door zijn hemelse Vader, hij sprak woorden en deed tekenen die Hem als de Messias (=de Christus) openbaarden. Hij kende de gevolgen daarvan, maar dat heeft hem niet tegengehouden. Zodoende heeft hij zijn leven vrijwillig afgelegd. Hij heeft Gods toorn of de straf voor de menselijke zondigheid gedragen tot in de dood, de dood aan het kruis.

De wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen. Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid. Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen. Om de zonden van mijn volk werd hij geslagen. Hij offerde zijn leven voor hun schuld. (Jesaja 53:6-7,8,10 NBV).
Het is aangrijpend om heel het hoofdstuk Jesaja 53 te lezen en te overpeinzen met Jezus in gedachten

De toorn van God is niet een ander woord voor de woede van God. God gaat niet tekeer tegen de mens, integendeel, hij houdt van ons en wil zich met ons verzoenen. Wat de mens overkomt door kwaad van buitenaf en het kwaad dat hij zich daarbij zelf op de hals haalt en bij anderen veroorzaakt is een kluwen van verderf dat voortdurend scheiding brengt tussen God en de zondige mens. Gods toorn is een ander woord voor dit proces van kwaad dat onafwendbaar kwaad veroorzaakt, en dat helemaal buiten zijn goedkeuring of zegen valt. Jezus’ menswording moest daar een keer in brengen, hij zou de vicieuze cirkel doorbreken. De echte vijand die God daartoe wilde treffen is de zonde. 

Romeinen 8:3 zegt dat God vanwege de ​zonde​ zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan heeft gestuurd; en zo MET DE ​ZONDE​ heeft afgerekend. Johannes de doper noemde Jezus “het lam Gods, dat de ​zonde​ der wereld wegneemt” (Joh 1:29). Later schreef Paulus: ‘Ons paaslam, Christus is geslacht’ (1 Korintiërs 5:7). Jezus werd inderdaad als een offerlam tijdens het paasfeest geslacht, maar het was zijn verrijzenis op de derde dag, die aantoont dat geen enkele macht, geen enkele onrechtvaardigheid, geen enkele zondige activiteit nog zege-zeker zal kunnen zijn, zelfs niet als ze daarvoor mensen zouden doden. Jezus’ opstanding uit de dood geeft hoop op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar de zonde compleet is uitgebannen en alles weer goed is gemaakt.

Lucas 9: 22-25 (NBV)

Hij zei: ‘De ​Mensenzoon​ zal veel moeten lijden en door de oudsten, de hogepriesters en de ​schriftgeleerden​ worden verworpen en gedood, maar op de derde dag zal hij uit de dood worden opgewekt.’

Tegen allen zei hij: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en dagelijks zijn ​kruis​ op zich nemen en mij volgen. Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden. Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar zichzelf verliest of schaadt?

Wat gebeurde op Goede Vrijdag, en vooral op Paaszondag, laat Gods liefde in al zijn volheid zien, en bevestigt de komst van het nieuwe koninkrijk in al zijn glorie. Tijdens zijn verblijf in deze zondige wereld predikte Jezus bekering en geloof in Gods koninkrijk dat hij op aarde bracht (Marc 1:15). Hij moedigde de mensen aan om niet hun eigen zondig bestaan lief te hebben maar dit op te geven en in hem, de Christus, te geloven. Nadat hij hen over zijn aanstaande dood en verrijzenis had ingelicht, riep hij hen op om hem te volgen (Lucas 9:22-24). Zijn kruisdood zou een kans zijn om te ontsnappen aan het kwaad in de wereld en om herenigd te worden met zijn Vader in de hemel. De dood en opstanding van Jezus zou een weg banen naar volmaakte gerechtigheid, volmaakte schoonheid, volmaakte relaties, waarheid, vrijheid, enzovoort … door gemeenschap met de volmaakte God uit wie al dit goede voortkomt. Dit is niet alleen een weg naar de toekomstige nieuwe hemel en nieuwe aarde, maar ook voor vandaag een uitweg vanonder Gods toorn, weg uit de wereldse mentaliteit waarin momenteel iedereen schade lijdt (Luc 9:25), om te wandelen onder leiding van Gods Geest (Rom 8:4-5).

Filippenzen 3:10-11 (WV)

Ik wil Christus kennen, de kracht van zijn opstanding en de gemeenschap met zijn lijden; ik wil steeds meer op Hem lijken in zijn dood om eens te mogen komen tot de opstanding uit de doden.

Als gelovigen geven we een belangrijke plaats aan Jezus’ kruisdood in ons dagelijks leven, doch alleen omwille van de kwaliteit van het toekomstige leven waarop wij hopen. Dat stelt ons echter nu reeds in staat om te wandelen of te leven in de kracht en de degelijkheid ervan (Fil 3:10-11).

Uit de teksten in Lucas 9 en Filippenzen 3 begrijpen we dat Jezus volgen betekent ‘achter Hem aan gaan op het kruis en in de verrijzenis’. Praktisch betekent dit onszelf verloochenen, of toegeven dat we dood zijn door onze zonden​ en onze onbesneden of goddeloze staat, en ons dus niet meer laten leiden door onze eigen natuur, maar zoeken naar leiding door de Heilige Geest en naar de nieuwe mens die we zijn in Christus (2Kor 5:17, Ef 4:21-24). Iedere dag dragen we daartoe in ons hart het kruis mee, het instrument waaraan we sterven en rekenen op het nieuwe leven door Gods verzoening met ons.

Kolossenzen 2:11-14 (NBV)

In hem bent u ook ​besneden, niet door mensenhanden, maar met de ​besnijdenis​ van ​Christus, door het afleggen van het aardse lichaam. Toen u gedoopt werd bent u immers met hem ​begraven, en met hem bent u ook tot leven gewekt, omdat u gelooft in de kracht van God die hem uit de dood heeft ​opgewekt. U was dood door uw ​zonden​ en door uw  onbesneden staat, maar God heeft u samen met ​Christus​ levend gemaakt toen hij ons al onze ​zonden​ kwijtschold. Hij heeft het document met voorschriften waarin wij werden aangeklaagd, uitgewist en het vernietigd door het aan het ​kruis​ te nagelen.

Op de avond voor zijn dood, tijdens de paasmaaltijd nam Jezus de beker met wijn en noemde die “het nieuwe verbond in mijn bloed, dat voor u vergoten wordt” (Lukas 22:20). Vergeving van zonden ontvangen en levend gemaakt worden met Christus (Kol 2:13-14) is God die handelt naar zijn verbond. Ons deel van de verbondseis bestaat uit het begraven van ons oude ‘ik’ en geloven in het nieuw leven door de kracht van God. Zoals de besnijdenis het teken was dat men deel uitmaakte van het oude verbond, zo is de christelijke doop het teken dat men zich voegt onder het nieuwe verbond (Kol 2:11-14). Gedoopt of ondergedompeld worden is symbolisch ons oude, natuurlijke leven met de gestorven Christus begraven, om zoals ​Christus​, door de macht van de Vader uit de dood opgewekt te worden en een nieuw leven te leiden (Rom 6:3-5).